CRYPTORCHIDIE BIJ DE HOND
Cryptorchidie is een frequent voorkomende afwijking bij de reu die te wijten is aan een fout in de normale afdaling van de testikel(s). Het afdalen van de testes uit de abdominale positie gebeurt in meerdere fasen en voltrekt zich bij de hond rond of kort na de geboorte. Daalt of dalen één of beide testikels niet af dan spreekt men van cryptorchidie. Neonatale testes zijn moeilijk te palperen. Bij een jonge pup is het lieskanaal nog wijd en de testes (?) zijn klein en zacht, waardoor er spontane retractie van de testikels kan plaatsvinden, vooral wanneer een pup opgewonden of angstig is. We stellen de definitieve diagnose van cryptorchidie bij een pup pas wanneer de afdaling van één of beide testikels in het scrotum op de leeftijd van 6 maanden nog niet heeft plaatsgevonden. Dat is het tijdstip waarop bij de meeste reuen het lieskanaal sluit en de testis (testes?) te groot wordt om nog heen en weer te bewegen tussen scrotum en lieskanaal.
Cryptorchidie is erfelijk. Er wordt aangenomen dat het een autosomaal, recessief kenmerk is dat zowel via reu als teef kan overgeërfd worden, maar dat alleen bij de reu tot expressie komt. Alleen homozygote, mannelijke dieren vertonen cryptorchidie, heterozygote niet. Vrouwelijke dieren kunnen het defecte gen wel bezitten en ook doorgeven. Er zijn echter aanwijzingen dat er naast genetische oorzaken ook epigenetische en omgevingsfactoren van belang zijn. Het defecte gen dat verantwoordelijk is voor cryptorchidie is nog niet bekend.
De prevalentie van cryptorchidie bij de hond varieert van 1 tot 11% (afhankelijk van de studie) en komt bij veel rassen voor. Cryporchidie is in ongeveer 75% van de gevallen unilateraal en de rechtertestis is het meest frequent aangetast. In 30 tot 40% van de gevallen gaat het bij de hond om een abdominale testis. Het komt meer voor bij raszuivere honden dan bij gekruiste honden en kleinere rassen zijn ook meer aangetast dan grotere rassen. De rassen waarbij de aandoening zich het meest frequent voordoet zijn de boxer, chihuahua, Engelse buldog, miniatuur schnauzer, pekingees, poedel en teckel. Het is van belang te onthouden dat een bilaterale, cryptorche reu of een unilaterale, cryptorche reu met gecastreerde (scrotale) testikel steriel zijn maar een unilaterale cryptorch niet: 90 % van deze reuen krijgt een erectie, 50 % ejaculeert en 25 % van de spermastalen is azoöspermisch. De leydigse cellen in het interstitium functioneren bij een cryptorch immers normaal en de androgeenproductie is vergelijkbaar met die van een ingedaalde testis. De spermatogenese blijft in de abdominale testis achterwege. In de zaadkanaaltjes vindt men enkel een basislaag van sertolicellen en spermatogoniën. De zeldzame spermatogoniën die zich toch tot primaire spermatocyten differentiëren, ondergaan degeneratie vóór de meïotische delingen. Er worden drie typen van cryptorchen beschreven: abdominale testis, inguinale testis en subutane (prescrotale) testis. Andere congenitale defecten, zoals inguinale en umbilicale hernia, patellaluxatie en preputium- en penisproblemen komen meer voor bij cryptorchen.
De diagnose van cryptorchidie wordt gesteld door visuele inspectie en zorgvuldige palpatie van het scrotum en de liesstreek. Scrotaal vet en inguinale lymfeknopen kunnen soms verward worden met testes. Echografie is weinig zinvol om de aanwezigheid van abdominale testes, die vaak klein en atrofisch zijn, vast te stellen. Bij de afwezigheid van testikels in het scrotum kan een vermoeden van cryptorchidie bevestigd wor- den door een stimulatietest. Dit kan niet door een eenmalige bepaling van de testosteronconcentratie. Bij een stimulatietest kan men zowel gebruik maken van human Chorionic Gonadotrophin (hCG) als van Gonadotropin Releasing Hormone (GnRH): indien de hond een testis bezit, treedt na de injectie van deze hormonen een meetbare stijging van testosteron op. Er zijn geen officiële producten geregistreerd voor het gebruik bij de hond maar commerciële boviene GnRH-producten zijn geschikt. Standaard wordt er testosteron bepaald in een blanco bloedstaal en in een bloedstaal dat genomen wordt 60 minuten na de injectie van GnRH (1-2 μg/kg, IM). Wanneer hCG gebruikt wordt (20 IU/kg), wordt het tweede bloedstaal 4 uur na de injectie afgenomen. Een toename van de testosteronconcentratie (> 3 ng/ml) in het tweede staal is diagnostisch voor een cryptorche reu. Men kan de diagnose eventueel ook stellen door palpatie van de prostaat. Bij een cryptorch is die normaal ontwikkeld, bij een castraat is de prostaat klein.
Het is ten sterkste af te raden om met cryptorche dieren te fokken. Ook het fokken met de vrouwelijke nestgenoten moet worden vermeden aangezien er een vrij grote kans is dat ze het mutante gen doorgeven. Bij de reu wordt wegens het erfelijke karakter van de aandoening ten zeerste aangeraden om de cryptorche testikel te verwijderen en de hond niet meer te gebruiken voor fokdoeleinden. De cryptorche testikel is meestal klein en atrofisch en heeft een sterk verhoogde kans op de ontwikkeling van testistumoren (tien maal meer kans) dan ingedaalde testikels. Er werd echter wel aangetoond dat de levensduur van cryptorche reuen, waarbij de testikels niet werden verwijderd, niet significant verschilde van reuen die gecastreerd werden op een leeftijd van één jaar. Reuen met een cryptorche testikel hebben ook een verhoogde kans op zaadstrengtorsie en vertonen vaak gedragsveranderingen (hyperseksualiteit, agressiviteit). Enkele studies beschreven het gebruik van medicatie (GnRH of hCG) om de testikels te laten indalen. De resultaten van deze studies varieerden naargelang het gebruikte product, de dosering en de frequentie van toediening maar therapeutisch mag men niet al te veel verwachten van deze behandelingen. Vanuit zoötechnisch oogpunt is dit trouwens absoluut tegenaangewezen wegens het erfelijke karakter van de aandoening! Castratie van uni- of bilaterale cryptorchen blijft dus nog steeds de boodschap!
REFERENTIES
Amann R.P., Veeramachaneni D.N.R. (2007). Cryptorchidism in common eutherian mammals. Reproduction 133, 541– 561.
Johnston S.D., Root-Kustriz M.V., Olson P.N.S. (2001). Dis-
orders of the canine testes and epididymes. In: Canine and Feline Theriogenology, WBS Saunders, Philadelphia, USA, pp. 312-332.
Peelman L. (2009). Geslachtsorganen. In: Erfelijke Afwijkingen bij de Hond. Euroscience, Bilthoven, Nederland, pp. 225. Root Kustritz M. (2010). ‘Can I locate retained testes with- out surgery’ and ‘Is there medical therapy to cause testes to descend into the scrotum after 8 weeks of age’. In: Cli- nical Canine and Feline Reproduction: Evidence-based Ans- wers, Wiley-Blackwell Publishing, Iowa, United States, pp.
119-122.
Dr. T. Rijsselaere Vakgroep Voortplanting, Verloskunde en Bedrijfsdiergeneeskunde, Faculteit Diergeneeskunde, UGent, Salisburylaan 133, B-9820 Merelbeke